Interview

“Als we pleegouders behouden, hebben we al veel gewonnen”

“We willen samen leren, nadenken, uitvinden en veranderen.” Ze roepen het nog net niet in koor, maar de strekking is duidelijk: bij het NJi, de NVP en Jeugdzorg Nederland staan de neuzen de zelfde kant op om de pleegzorg te verbeteren. En met het actieonderzoek continuïteit pleegzorg is een eerste grote stap gezet.

Nederland kent al jaren een vergelijkbaar aantal pleeggezinnen: dat zijn er zo’n 17.000. Dat lijkt een grote, stabiele poule, maar achter die cijfers gaat wel een hoge uitstroom schuil. Hoewel er jaarlijks 2500 - 3000 pleeggezinnen bijkomen, stopt ook circa 2400 van de pleeggezinnen. In 2019 ging het om 2386 pleeggezinnen, 1323 netwerkpleegouders en 1063 bestandspleegouders.

Bij netwerkpleegouders wordt de uitstroom veelal veroorzaakt door een natuurlijk einde van de plaatsing, waarna geen nieuw pleegkind opgenomen wordt. Bij bestandspleegouders ligt die motivatie anders. Grootste reden van uitstroom: een opeenstapeling van ongewenste omstandigheden bijvoorbeeld op het gebied van communicatie en ondersteuning. Dat blijkt uit het onderzoek Waarom stoppen pleegouders? (2019) dat inzicht moest geven in de beweegredenen van gestopte pleegouders als onderdeel van het actieonderzoek continuïteit pleegzorg.

Gedurende het actieonderzoek hield de stuurgroep op stimulerende wijze zicht op de voortgang en de resultaten en keek ook alvast vooruit. “Het eerste doel voor ons als organisaties is om kinderen zo veel mogelijk thuis te laten opgroeien”, benadrukt Ylva van den Hengel, namens Jeugdzorg Nederland onderdeel van de stuurgroep. “En als ze onverhoopt uit huis geplaatst moeten worden, dan liever in een pleeggezin of gezinshuis dan in grote leefgroepen.”

Door organisaties van elkaar te laten leren en uit hun vaste patronen te halen, kunnen we de open deuren nu herkennen.

Ylva van den Hengel, Jeugdzorg Nederland

Vraag naar deeltijdpleegzorg groeit

“Het is helaas niet voor ieder kind goed om thuis te blijven wonen”, vult Peter van der Loo aan, in de stuurgroep namens de NVP. “We signaleren dat de vraag naar pleegzorg aanhoudt, dat de vraag naar deeltijdpleegzorg toeneemt en dat dit laatste helaas nog niet volledig ingevuld kan worden. En dat terwijl we deeltijdpleegzorg heel goed preventief kunnen inzetten om de draaglast in pleeggezinnen te verlichten.”

“Deze laatste vorm van pleegzorg is bij het grote publiek nog te onbekend; dat zullen we naar een bredere groep mensen moeten brengen”, benadrukt Germie van den Berg, in de stuurgroep namens het NJi. “Daarnaast kunnen we een enorme slag slaan binnen het speelveld van pleegouders en pleegzorgbegeleiders op het gebied van communicatie en ondersteuning.”

Daar kan Peter over meepraten. Hij is zelf pleegouder en liep ook tegen een aantal zaken aan. “Een van de opmerkingen die je van pleegouders vaak hoort, is dat ze te weinig weten over het kind. Je weet als pleegouder eigenlijk altijd minder dan bekend is. Ik heb dat zelf ook gemerkt. Je moet proactief vragen stellen en blijven doorvragen. Maar eigenlijk moet de informatievoorziening naar pleegouders verbeteren.”

We moeten kennis benutten op een andere manier. Een pleegouder die stopt wil misschien wel buddy worden om anderen te coachen.

Peter van der Loo, NVP

Pleegouder, geen psycholoog

Germie: “Als we proberen een gezin te ondersteunen, waardoor een kind zo lang mogelijk thuis kan blijven wonen, waarom doen we dit dan ook niet bij een pleeggezin? Je moet kunnen terugvallen op iemand als een kind een traumatische ervaring heeft gehad. Je bent als pleegouder geen psycholoog. Dus hoe ga je daarmee om? Die behoefte aan ondersteuning is er. Zo is ook nazorg, als een pleegzorgplaatsing onverhoopt stopt, van belang. Dat gebeurt nu nog veel te weinig.”

“Daar is ook geen budget voor”, neemt Ylva over. “Pleegzorgaanbieders krijgen budget om kinderen en gezinnen bij te staan. En als de plaatsing stopt, stopt de financiering ook. De sector staat financieel onder druk en de caseload is enorm groot. Die twee zaken maken dat het erg lastig is om gezinnen te ondersteunen nà een plaatsing.”

Werken met pleegouders kun je volgens Peter van der Loo het best vergelijken met vrijwilligersmanagement. “Het is een continu proces. Je moet kijken hoe je mensen kunt binden en begeleiden. Hoe het gezin ervoor staat. Maar je moet ook aandacht hebben voor pleegouders als ze geen kind hebben en niet pas bij ze aankloppen als je ze weer nodig hebt.”

We proberen gezinnen te ondersteunen, zodat een kind thuis kan blijven wonen; waarom doen we dit dan niet bij een pleeggezin?

Germie van den Berg, NJi

Naast terugdringen van uitstroom door betere ondersteuning heeft de stuurgroep zich tot doel gesteld om breakdown te verminderen - ongewenste of ongeplande stopzetting van de pleegzorgsituatie, die niet in het belang is van het kind. Een lastige definitie om te maken - want wat is ongewenst, ongepland of in het belang van het kind? - en een nog lastigere definitie om te meten, omdat er diverse factoren meespelen die uiteindelijk tot uitval leiden.

U staat op de wachtlijst…

Peter: “Soms denk je een goede match te hebben gemaakt, en na een jaar klapt het ineens, omdat het kind toch een groter rugzakje heeft dan vooraf is ingeschat. Er zijn mij helaas situaties bekend waarin pleegouders schreeuwen om hulp en geen reactie krijgen of op een wachtlijst belanden. Tja, breakdown gegarandeerd: dat kan en moet beter. We zijn nu met elkaar bezig om te leren hoe we dit samen beter kunnen ondervangen. Dat is een lerende beweging.”

“Dit is nou typisch zo’n onderwerp, waarbij we het met elkaar stapsgewijs beter moeten maken”, concludeert Germie. “Het actieonderzoek heeft gezorgd voor een vliegwiel. Dat laten we nu niet meer los. Hoe kunnen we het leren voor pleegouders en professionals organiseren? Kunnen we dit faciliteren? Er is één voordeel aan de coronacrisis: we kunnen zaken makkelijker online bespreken, waardoor we niet meer fysiek het hele land door hoeven om zaken te organiseren.”

Wil jij weten welke lessen we kunnen leren uit het actieonderzoek?

Open deuren herkennen

“Dankzij dit actieonderzoek zijn verschillende onderwerpen aangestipt die we willen ontwikkelen. Soms zijn het open deuren, waarbij je je echt afvraagt, waarom het niet eerder is besproken. Door organisaties van elkaar te laten leren en uit hun vaste patronen te halen, kun je die open deuren nu herkennen. We kunnen wel twintig thema’s oppakken!”, stelt Ylva, maar ze is ook realistisch. “Dat kan helaas niet tegelijkertijd, dus we moeten beginnen met een paar onderwerpen en het dan langzaam breder trekken. Professionals en pleegouders moeten het bovendien met elkaar kunnen doen. Het moet niet iets zijn dat we van bovenaf bedenken.”

“We hebben het vaak over nieuwe pleegouders werven, maar als we ze kunnen behouden, hebben we misschien al veel meer gewonnen. Stel dat een netwerkpleegouder stopt, omdat het neefje of nichtje uit huis gaat… De eerste neiging van deze groep zal zijn om niet verder te gaan in de pleegzorg. Maar misschien kunnen we deze mensen juist wel inzetten als buddy om pleegouders te coachen!”, concludeert Peter enthousiast. “We moeten op een andere manier kennis benutten en inzetten. Als dit soort verbindingen tot stand komen binnen het systeem, dan beantwoordt het aan een behoefte: dan kunnen we van elkaar leren en kunnen we daadwerkelijk een verandering in beweging zetten.”